In april is het kabouterboek een half jaar uit. De tekeningen en de verhalen roepen veel reacties op. Wanneer ik iemand over het boek vertel of deze er zelf al uit heeft gelezen, krijg ik meestal één van deze twee reacties:
- Wat knap dat je uit het niets verhalen verzint en dan aan je kinderen vertelt
- Zelf vertel ik iedere avond over [vul in: konijn ‘P’, dino ‘X & Y’ of autootje ‘Z’]
Hoe doe je dat nu zelf, ’s avonds een verhaal uit de losse pols vertellen?
1) Vraag aan je kind waar het verhaal over gaat
Wanneer ik ’s avonds bij een van onze kinderen ga vertellen over Pippie, Pappie en Poppie, vraag ik bijvoorbeeld: “Welk avontuur hebben ze beleefd?” Rond Kerst kwamen ze zo in een prachtig warenhuis terecht en met Pasen beleefden ze een avontuur met de paashaas. Een andere vraag die ik stel is “Welk dier zijn ze tegengekomen, denk je?” Zo heeft onze zoon Sil de naam scheetdraak verzonnen en is het vierde verhaal van in het boek ontstaan.
Op de vraag “Waar denk je dat de drie kabouters zijn geweest?” kwam het antwoord Zuid-Afrika naar boven. En was de basis gelegd voor het verhaal met Koning Boemboelie.
2) Gebruik je eigen levendige ervaringen als bron
Als mens maken we veel mee. We zijn onderdeel van de gebeurtenissen in ons leven. Soms vol schittering, maar ook al schutterend. Juist deze dingen laten kinderen schateren. Toen ik klein was vond ik het geweldig om bij mijn familie in Twente op de boerderij te spelen. Samen de varkens voeren en een rondje op de tractor. In een bepaalde leeftijd zijn poep, plas en scheten voor een kind leuk en ondeugend. Voeg dit bij elkaar en zie daar, het zesde verhaal: Pippie, Pappie en Poppie helpen oom Boerkabouter. En de Alpenreis in verhaal zeven is een semi-autobiografische weergave van een huttentocht uit 1981. De reis uit het boek heb ik begin dit jaar samen met Sil gekopieerd. We zijn met de nachttrein naar Innsbruck gereisd en hebben daar ’s ochtends een bergtop beklommen. Mét topkruis!
3) Maak je verhaal levendig met beelden, geluiden en gevoel
“Het is winter in België. In de Ardennen ligt sneeuw en het vriest. Op het riviertje voor het huisje van de drie leuke kabouters ligt zelfs een beetje ijs. Het ijs en het opspattende water glinsteren in het licht van de zon, die net boven de bomen uitkomt. Binnen, waar onze drie vriendjes net wakker worden, is het lekker warm.”
Zo begint het tweede verhaal in het boek. De wereld van (mensen-) kinderen bestaat uit beelden, geluiden, aanraken, geuren en smaak. Ervaringen via de zintuigen dus. Het leven is één grote ontdekkingsreis. Neem dit mee in je manier van vertellen en oefen daarmee. Beelden komen tot leven door te vertellen over kleuren, grootte, contrasten en beweging.
Geluiden door fluisteren of schreeuwen, muziek en stemmetjes. Bouw spanning op door te variëren in tempo, toonhoogte en pauzes. Kijk na een spanning opbouwende zin je kind even vragend aan. Zo krijgt je kind de tijd om het gevoel ook te ervaren.
In mijn vak als trainer en coach is verhalen vertellen een belangrijk onderdeel. Ook bij volwassenen. Toen nog bijna geen mens kon lezen was verhalen vertellen de enige manier om boodschappen over te brengen. Om kinderen belangrijke waarden en lessen voor het leven te laten ervaren. Het goede nieuws is dat dit nog altijd werkt. Zonder schermpje, licht of papier. Gewoon met je vertrouwde stem, lekker warm en knus onder de dekens!